FLAT EARTH SOCIETY - BOGGAMASTA III

Artiest info
Website
facebook

label: Igloo Records

Het gegeven is niet nieuw: Flat Earth Society is al ruim twintig jaar het referentiepunt in onze nationale scene, als het op geschifte muziekjes en dito projecten aankomt. Peter Vermeersch is nooit voor één gat te vangen geweest en legt al jarenlang eieren in heel diverse mandjes: Zappaësker dan hij vind je ze niet en het straffe aan zijn verhaal is dat hij zich iedere keer weer weet te omringen door een elite van al dan niet jonge muzikanten, die je later gegarandeerd elders ziet opdoemen. Dat levert intussen een indrukwekkend oeuvre op, niet altijd even makkelijk om te beluisteren en, wat ons betreft, doorgaans beter verteerbaar live dan op plaat.

Een jaar of vier geleden was er “Boggamasta”, een project waarin Vermeersch de handen in elkaar sloeg met de al even geniale als kierewiete David Bovée -die zich op deze plaat overigens het epitheton “ 9 1/2” aanmeet- en waarin ze, de reputatie van FES getrouw, op zoek gingen naar de voor hen sowieso onbestaande grenzen der genres.

Vandaag is er plots deel II -deel II kwam er nooit, omdat er sinds deel I teveel tijd verstreek-, boordevol (67 minuten) klankenwaanzin uit de verzamelde breinen van Vermeersch en Bovée, aangevuld met het van Jungle Book bekende “Trust in Me”. De Big Band-aanpak, met grotendeels bekende namen als Bruno Vansina, Mirko Banovic, Benjamin Boutreur en Kristof Roseeuw, blijft behouden, maar deze keer is er een (min of meer) duidelijke hoofdrol weggelegd voor de vrouwen: de geweldige Berlinde Deman speelt niet alleen tuba, maar net als trompettiste Pauline Leblond is zij aan zet als er vocaal moet geïnterageerd moet worden met de tandem Bovée-Vermeersch.

Zoals je dat van FES mag verwachten is het onverwachte het meest te verwachten: Boggamasta wordt omschreven als “megalomaan en machtsverslaafd” en zijn voornaamste verdienste zou geweest zijn dat hij de overigens gewillige big band naar tot dan toe ongekende pieken van muzikale losbandigheid en ondeugd stuurde.

Dat schijnt zich voort te zetten op dit nieuwe volume: er zijn haast geen “normale” passages te ontwaren op deze plaat, maar -en daarin zit natuurlijk de kracht van FES- aan het einde klinkt het allemaal alsof het de evidentie zelf is. Dit orkest verlegt grenzen die jet zelf niet erkent: de motieven en melodieën zijn vaak allesbehalve “vertrouwd”, een beetje verrassing is het allerminimumste der minima en een bijzonder soort absurde humor houdt de dingen samen.

Het hoogtepunt van de plaat -naar mijn smaak althans- is het erg lange, maar geen seconde vervelende “What”: met zijn kleine dertien minuten, is deze track de samenvatting van de hele plaat. Van de weifelende crooner tot de band, die je zó in een begrafenisstoet in New Orleans ziet lopen (en die trouwens een flardje “Dies Irae” binnensmokkelt en dat dan in de handen legt van een funky baspatroon, dat op zijn beurt de baan ruimt voor een musicalkoortje dat in duel gaat met Boggamasta himself. Makkelijke muziek is dit zeker niet, maar boeiend is ze des te meer, al blijf ik er bij: liever live dan op plaat.

(Dani Heyvaert)